Het ademhalingssysteem


De kanarie is een zeer actieve vogel en aangezien vliegen een zeer arbeidsintensieve bezigheid is, is een goed hart- en longensysteem vereist. Dit moet dan instaat zijn om de vliegspieren van brandstof en zuurstof te voorzien en ervoor zorgen, dat er geen zuurstofgebrek is op grote hoogte (mensen hebben bijvoorbeeld wel last van een zuurstofgebrek als zij hoog klimmen). Het handhaven van de hoge lichaamstemperatuur bij de kanarie vraagt ook extra zuurstof. Om de benodigde zuurstof uit de lucht te halen, beschikken kanaries over een uniek ademhalingssysteem.

 

De longen van de kanarie zijn in verhouding klein, weinig elastisch en ze zitten vast aan de achterzijde van de borstkas. In plaats van longblaasjes hebben ze longpijpjes, zeer nauwe buisjes, die allemaal met elkaar in verbinding staan. In deze longpijpjes vindt de uitwisseling van zuurstof en koolstofdioxide met het bloed plaats.

 

Naast een dubbele long bezit de kanarie een groot stelsel van luchtzakken, dat in verbinding staat met de longen. Er zijn zeven van deze dunwandige, elastische blazen. Ze liggen rondom de longen maar ook tussen de organen en ze hebben zelfs uitlopers tot in bepaalde botten. De luchtzakken zijn nauwelijks voorzien van bloedvaten en nemen dan ook zelf geen deel aan de gasuitwisseling. Naast de functie als luchtreservoirs dienen de luchtzakken ook voor het regelen van de lichaamstemperatuur. Een teveel aan warmte wordt via de luchtzakken afgegeven.

 

           1.

Halsluchtzak

         2. 

Vorkbeenluchtzak

         3. 

Voorste borstluchtzak

         4. 

Achterste borstluchtzak

         5. 

Buikluchtzak

         6. 

Luchtpijp

          7.

Longen

 


Als een kanarie inademt en zijn borstkast groter maakt, worden de luchtzakken (en dus niet de longen zoals bij de mens) uitgerekt. Er ontstaat een onderdruk waardoor er lucht wordt ingeademd via de neusgaten. De lucht gaat door de mondholte naar het bovenste strottenhoofd (larynx). In dit strottenhoofd zitten geen stembanden. Het maakt dus geen geluid. Via de larynx stroomt de lucht in de luchtpijp. Deze luchtpijp is zo gebouwd, dat ze onder alle omstandigheden open blijft, bijvoorbeeld bij het draaien van de hals. Aan het einde van de luchtpijp bevindt zich het onderste strottenhoofd (syrinx). Hier vertakt de luchtpijp in twee bronchiën, die beide uitmonden in de longpijpjes van een longhelft. De lucht gaat via de longpijpjes naar de luchtzakken. Bij dit proces wordt er al een deel van de zuurstof uit de lucht gehaald.

 

 De syrinx is het geluidsorgaan van de kanarie. De kanarie kan de luchtdoorgang in dit orgaan regelen en door een speciale structuur in de syrinx ontstaat dan de typische zang van de kanarie.

 

Bij het uitademen maakt de kanarie zijn borstkast kleiner. Waardoor de luchtzakken worden leeg geperst. Bij dit proces gaat de lucht nogmaals door de longpijpjes en vindt er weer gasuitwisseling plaats. De lucht passeert dus tweemaal door de longen en kan dan ook meer zuurstof afgeven.  

 

Tussen de borstspieren zitten uitlopers van de luchtzakken, die tijdens het vliegen afwisselend leeggedrukt en volgezogen worden. De lucht passeert telkens door de longen. Als de kanarie sneller gaat vliegen gaat de ademhalingsfrequentie stijgen. Dit vangt tijdens het vliegen het stijgend zuurstofverbruik op.