De chromosomen


De dubbele helix is samen met eiwitten verder opgewonden tot chromatine, een draadvormige structuur in de celkern. Het genetisch materiaal in een cel bestaat eigenlijk uit verschillende stukken chromatine: de chromosomen. De chromosomen zijn dus eigenlijk de dragers van het genetische materiaal.

In elke somatische celkern (een niet-geslachtscel) komt een even aantal chromosomen voor (2n). Elk chromosoom is namelijk dubbel aanwezig. Het ene is afkomstig van de vader, het ander van de moeder. Men spreekt van homologe chromosomen. Ze zijn gelijkaardig (vb. van grootte, opbouw, informatie, …), maar niet noodzakelijk identiek. De geslachtschromosomen X en Y zijn wel verschillend in grootte.

 

Een cel met 2n chromosomen (waarbij n = het aantal chromosomenparen) noemt men een diploïde cel. Geslachtschromosomen (aangeduid met X en Y) zijn bepalend voor het geslacht. De andere chromosomen die niet bepalend zijn voor het geslacht worden autosomale chromosomen of autosomen genoemd. Bij zoogdieren is XX vrouwelijk en XY mannelijk. Bij vogels is dit omgekeerd! Bij vogels zijn de vrouwelijke individuen XY en de mannelijke individuen XX. Daarnaast is bij vogels, sommige insecten en vissen de juiste benaming eigenlijk ZZ bij mannelijke en ZW bij vrouwelijke exemplaren.